Wil de politie als bindmiddel op kunnen treden, dan zal Den Haag meer beleidsruimte moeten scheppen. De focus op targets, de cijferdrift en de 'regel is regel'-cultuur mondden uit in schijnveiligheid. De wijkagent zou een meer signalerende en adviserende rol moeten krijgen, en zelf afwegingen moeten kunnen maken in hoe de veiligheid terplekke beïnvloed kan worden. "Het zijn de waarden die bepalen hoe je met de norm omgaat."
Deze kritiek uitte de top van de politie tijdens een beraadslaging in mei 2006. Voor het eerst liet de Raad van Hoofdcommissarissen camera’s toe. Politiek-Digitaal doet van de uitzending verslag en zoomt in op de discussie over de Haagse regelzucht.
Opvallend is dat de Raad van Hoofdcommissarissen nauwelijks onderling van mening verschilde. De 26 korpschefs verwijten Den Haag dat hen de ruimte wordt ontnomen om als maatschappelijk betrokken politie het werk naar eigen inzicht uit te voeren, met oog voor de omstandigheden waaronder mensen de fout in gaan. Dit staat haaks op het streven van de regering naar een ‘nationale politie’, aangestuurd door het ministerie van Binnenlandse Zaken.
‘Verkleuteren van professionals’
Volgens Pieter-Jaap Aalbersberg, korpschef van de Politie IJselland, wordt het bestaansrecht van de politie dan ontnomen. "Het gaat om veiligheid, maar dat kunnen we alleen doen als wij in die haarvaten aanwezig zijn." Jan Stikvoort, korpschef van de Politie Hollands Midden, voorziet dat een normatieve sturing leidt tot een repressief politiebestel, ofwel; tot een gezag dat pas in actie komt als het kwaad al geschied is. Stikvoort wil als politie "pro-actief" kunnen optreden en "consoliderend" bezig zijn.
Ruud Bik kenschets het huidige beleid als het "verkleuteren van professionals" met rampzalige gevolgen. "Zo haal je alle effectiviteit van het apparaat weg en dan ga je naar een situatie van de banlieues in Frankrijk toe", doelend op de gewelddadige confrontaties tussen Noord-Afrikanen en de politie in de Franse achterstandswijken eind 2005.
Stikvoort gelooft niet dat de samenleving beter beheerst kan worden door het stellen van allerlei normen. De nadruk komt dan te liggen op handhaving, zo analyseert hij, en dan leven we naar de regel van de wet. "Uiteraard zijn regels er om te worden nageleefd", geeft hij toe, "maar ze moeten vooral bedoeld zijn om mensen te helpen en te dienen". Stikvoort pleit voor een cultuur waarin regels vanuit "waarde-opvattingen" worden toegepast. "Omstandigheden tellen altijd. Het zijn de waarden die bepalen hoe je met de norm omgaat. Het zijn niet de normen die leidend moeten zijn voor wat je wel en niet doet."
Ook Bernard Welten, korpschef van de Politie Amsterdam-Amstelland, ziet de kille regelzucht liever vandaag dan morgen plaatsmaken voor de menselijke maat. "We moeten oppassen dat het systeem niet te pervers wordt." Cijfers worden in zijn ogen teveel een doel op zich, of erger nog: "Het middel wordt soms erger dan het doel."
‘Schrijven voor het getal’
Tegen de prestatiecontracten die de overheid afsluit met de politie, zeggen de hoofdcommissarissen geen principiële bezwaren te hebben. Maar dan moet die verantwoordingsplicht geen verkeerde impulsen geven. Een 'bonnenplicht' is dat volgens hen wel. Dan ligt de nadruk op het aantal bekeuringen en niet op het handhaven van de veiligheid.
Oscar Dros, baas van de politie in Groningen, vindt dat de overheid aan agenten moet durven overlaten dat zij op straat zelf de afweging maken of er opgetreden moet worden of niet. Zij zien terplekke hoe de veiligheid beïnvloed wordt, benadrukt hij. Die afwegingen kunnen volgens hem "niet vanuit het regiokantoor, en niet vanuit Den Haag" gemaakt worden. Dros waarschuwt dat prestatiecontracten op lange termijn een risico vormen voor de legitimiteit van de politie.
Met veel moeite probeert hij zijn organisatie aan te sturen tegen de filosofie van de prestatiecontracten in. "Er is geen diender in mijn korps die moet schrijven enkel en alleen voor het getal. Nee, er moet geschreven worden als een individuele politieman een afweging maakt dat op dat moment handhaving, het uitschrijven van een bekeuring, daadwerkelijk helpt bij het beïnvloeden van veiligheid." Het prestatiecontract is volgens Dros de belichaming van een technocratisch systeem, "waarbij veiligheid niet meer de afweging is, maar het getal".
Magda Berndsen, korpschef Politie Gooi- en Vechtstreek, beaamt dat. "We zien een omgekeerde beweging ontstaan, naar een soort maakbaarheid van de politie. Dat gaat absoluut niet werken. Geef ons alsjeblieft de ruimte om maatwerk te kunnen blijven leveren. We willen niet door de waan van de dag van politiek Den Haag geregeerd worden. Want daar worden onze burgers niet beter van."
Anja Brink, korpschef Politie Noord-Holland Noord, probeert net als haar Groningse collega Oscar Dros tegen de filosofie van de prestatiecontracten in te werken. Ze komt met een concreet voorbeeld. "Wij hebben iets bedacht op uitgaansgeweld in het weekend. Ik stuur agenten te voet, al heel vroeg, 's avonds het uitgaansgebied in. Met portiers hebben zij dan direct contact, en maken afspraken. Wij zijn er daarom vaak al bij voordat problemen leiden tot knokpartijtjes." De keerzijde van deze werkwijze is volgens Brink dat er minder verdachten aangehouden kunnen worden. Mensen kunnen immers niet gearresteerd worden als zij nog geen klap uitgedeeld hebben. "Dit leidt ertoe dat we moeilijker onze afspraken kunnen nakomen. We moeten namelijk een aantal verdachten aanleveren aan het Openbaar Ministerie", aldus Brink.
‘Voor een deel schijnveiligheid’
"De overheid heeft valse verwachtingen gewekt", zegt Bernard Welten. "Onder druk van de media, heeft de overheid besloten meer te regelen. Vanuit de gedachte 'als we iets cijfermatig kunnen aantonen, dan kunnen we laten zien dat we er alles aan doen' heeft ze een machinatie in gang gebracht. Maar die cijfers zijn een deel van de werkelijkheid. Ik denk dat het voor een deel schijnveiligheid is."
Brink: "In onze visie op langere termijn hebben we gezegd: de politie zorgt voor noodhulp en voor opsporing, maar zal ook signaleren en adviseren. Wat gebeurt er, en wat kun je eraan doen. Deze rol neemt de overheid niet altijd in voldoende mate serieus. Doen ze dat wel, dan denk ik dat het de overheid zal helpen om weer dichter bij de mensen in het land te komen."
Voortbordurend op de visie van Brink zegt Stikvoort dat de moderne wijkagent er niet alleen is om te interveniëren in allerlei probleemgevallen, maar die vooral een informatiebrenger is voor de politieorganisatie. "Die weet wat er gebeurt achter de voordeuren en vóór de voordeuren. Die weet waar de basis wordt gelegd, wellicht voor terrorisme. Die weet waar criminele activiteiten plaatsvinden. Die weet hoe de toestand is in de wijk en in de omgeving. Die kennis moeten wij zeer professioneel bijeenbrengen, en verwerken, en gebruiken voor onze adviezen. Aan de politici, maar ook gebruiken voor de inrichting van ons werk."
‘Lokale verankering’
Een nationale politie staat daarom haaks op alles waar de hoofdcommissarissen voor staan. "Als die er komt, dan zal de politie in de lokale verankering minder zichtbaar zijn", zegt Aad Meijboom van de Politie Rotterdam-Rijnmond.
Eerder zei Meijboom tegen Politiek-Digitaal dat ook in de terreurbestrijding het accent moet liggen op een alert politiebestel, en niet op geheim agenten van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD). "Bij agenten op straat zit heel veel informatie", verklaarde hij in december 2005, om er vervolgens aan toe te voegen dat minister Donner van Justitie zich minder bezig moet houden met het beteugelen van de media en meer met de problemen op straat.
Brink benadrukt dat de overheid "goud in handen heeft met een organisatie als de politie", maar dat ze dat wel moet zien. Stikvoort mist vooral het respect van Den Haag. "Ik zou veel liever zien dat men gebruik maakt van onze deskundigheid, dat Den Haag het vak dat wij uitoefenen ook respecteert.”