Home
Kennis en Economie
   archief april 2006
archief januari 2006
archief december 2005
archief november 2005
archief september 2005
archief augustus 2005
archief juli 2005
archief juni 2005
archief mei 2005
archief april 2005
archief maart 2005
archief februari 2005
archief januari 2005
2004
Recht en Veiligheid
Europa
Jihad vs McWorld
E-government
Nieuwe democratie
Columns
Politici
Overzicht thema`s
Verkiezingen
Tools
Het Belgenrapport
Nieuwsbrief
Colofon
Poldi.Net




Kenniseconomie of innovatiemonopolie? (II)
Arjan Widlak Gepost:     woensdag, 18 augustus 2004, 16:00
Van:     < Arjan Widlak - Hoofdredacteur Politiek-digitaal >
URL:     < http://www.politiek-digitaal.nl/colofon/redactie >

Dit artikel verscheen eerder in de Automatiseringsgids van 23 juli 2004

Donderdag 1 juli floot de Tweede Kamer minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Gennip terug in het debat over software-octrooi. Een unieke gebeurtenis voor Europa en een keerpunt in de politieke strijd over de vraagstukken van onze tijd. Echter de strijd over de inrichting van de nieuwe economie wordt gevoerd tussen voor- en tegenstanders van bestaande wet- en regelgeving. Die bestaande wetgeving heeft steeds minder te maken met de werkelijkheid. Wet en uitvoering zijn verschillende werelden geworden. Zonder een toekomstgerichte vernieuwing van de economische orde maken we geen kenniseconomie, maar een innovatiemonopolie.

Houd ik mijn baan, of gaat die naar India? Mag ik deze computergame uitlenen aan m'n buurman? Kan ik deze zelfgeschreven software verkopen? Het zijn vragen die momenteel geen jurist met enige zekerheid kan beantwoorden. Een dergelijke onzekerheid over de vraag of je als bakker je zelfgebakken brood wel mag verkopen of als fietsenmaker de fiets wel uit elkaar mag halen zou desastreus zijn voor de motivatie om bakker te worden of fietsenmaker. Deze onduidelijkheid bestaat nu in de software-industrie.

Het voorstel dat de minister Brinkhorst verdedigde was bedoeld om deze onzekerheid te verminderen. In de wet staat dat je geen octrooi – het recht om 20 jaar een uitvinding exclusief te mogen exploiteren – kunt aanvragen op software. Toch wordt al jarenlang octrooi op software verleend. Een bizarre situatie, waar de minister – terecht! - een eind aan wilde maken. De oplossing die hij daarvoor had is simpelweg de bestaande situatie legaliseren: ook op software kun je octrooi aanvragen. Daartegen bestond echter veel weerstand in de sector. Dat komt doordat de criteria voor een octrooi zijn opgesteld voor uitvindingen zoals de cd-speler; uitvindingen die je moet doorontwikkelen en waarvoor een fabriek gebouwd moet worden voor ze in massaproductie genomen kunnen worden. Dat kost tijd en geld. Inclusief de tijd om de investeringen terug te verdienen kost dat misschien wel 20 jaar. Met de werkelijkheid in de software-industrie heeft dat echter niets te maken. Daar zijn geen grote investeringen nodig in prototypes en er hoeft geen fabriek gebouwd te worden om software in massaproductie te kunnen nemen.

De tegenstanders hebben ook een eenvoudige kijk op de zaak. Zij zeggen om een veelheid van – vaak ook goede! – redenen simpelweg “nee”. Het moet bij het oude blijven. Software viel onder het auteursrecht en zo was het goed. Daarmee suggereren ze dat er ooit een tijd was waarin het allemaal beter was, the early days of the Internet. Het is echter niet voor niets dat octrooi op software wordt toegekend terwijl de wet dat expliciet uitsluit. Het onderscheid tussen fysieke techniek en software techniek is een ontkenning van de werkelijkheid. Vele functies die eerst mechanisch werden uitgevoerd – met een “machine” - worden nu met software gerealiseerd. De zigzagsteek in de naaimachine was een mechanische verbetering, een uitvinding, maar is nu een programmeerbare functie. En ook als de naaimachine volledig virtueel geworden is, blijft de vinding – ten fundamentele – dezelfde. Opeenvolgende rechtzaken zullen wederom jurisprudentie scheppen die software octrooieerbaar maakt. De werkelijkheid is nu eenmaal niet te ontkennen. Software uitsluiten van octrooi is dan ook niet de oplossing.

De oplossing ligt in het aansluiten op werkwijze in de software-industrie – korte ontwikkeltijden – en het verbeteren van de kwaliteit van de verleende octrooien. Want daar zit het grote probleem: De kwaliteit van de verleende octrooien is de afgelopen jaren dramatisch gedaald. Pas recent namen de octrooibureau's de eerste specialisten in dienst die gekwalificeerd zijn om een software-aanvraag te beoordelen. De opmerking van staatssecretaris Van Gennip in het debat van 24 juni “een vinding die eerder als open source software beschikbaar is komt natuurlijk niet voor octrooi in aanmerking [want het is niet nieuw]” is helaas niet waar. Er is geen enkele garantie, ook straks niet, dat zo'n vinding bij de octrooiverlener bekend zou zijn. En dus wordt nu op triviale vondsten en zaken die al lang bestonden octrooi verleend als ware het een “uitvinding”. Met als gevolg dat het mogelijk is om “per ongeluk” inbreuk te maken op iemands rechten. Een dergelijke situatie is destructief voor het ondernemersklimaat in de ict-sector.

Er is echter meer aan de hand. De problemen die spelen bij het octrooi zijn slechts illustratief. Op alle andere terreinen van de informatie-industrie is sprake van juridische onzekerheid en dubbelzinnigheid, van wettelijke normen die niets te maken hebben met de werkprocessen in de sector en van gebrek aan wetgeving waardoor de afspraken over eigendom voor economisch verkeer zelf verzonnen moeten worden.

Neem wederom software. Iedereen weet wat een licentie op software is. Iedere leverancier verkoopt licenties. Vreemd genoeg heeft het fenomeen 'licentie' niet z'n weg weten te vinden naar wetgeving. De licentie bestaat helemaal niet voor de wet. Een slechte juridische basis. Omdat de licentie niet bestaat, worden er ook geen eisen aan gesteld. De meeste licenties spotten met de Europese garantiebepalingen. Zijn die van toepassing? Niemand die het weet.

Ook open source software - software die vrijelijk gekopieerd, veranderd en verspreid mag worden - heeft een probleem. We zijn daarvan in luttele jaren tijd economisch sterk afhankelijk geworden, want zonder open source is er geen Internet. Hoe briljant de open source licentie ook is, het is een kunstmatige ingreep in de bestaande economische orde. Open source schept een soort collectief recht dat geheel vreemd is aan de Westerse traditie van individuele rechten. Het is daarvoor nodig, maar onmogelijk, aansprakelijkheid volledig uit te sluiten en daarmee heeft ook open source een wankele juridische basis.

Het publieke belang wordt in de virtuele wereld niet door de overheid beschermd. In de fysieke wereld vinden we normen als keuzevrijheid, veiligheid en garantie voor de consument of vrije mededinging voor de ondernemer vanzelfsprekend. Maar op Internet worden deze normen niet in effectieve regels vertaald. Neem de toegankelijkheid van overheidsinformatie. Als 99% van de overheidsinformatie alleen in het Engels toegankelijk zou zijn, zou dat vreemd gevonden worden. Hoewel de meeste mensen wel Engels spreken, zou de toegankelijkheid toch evident tekort schieten. Het zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn dat overheidsinformatie toegankelijk is voor verschillende computersystemen. Toch is 99% (april 2004) van de overheidsinformatie en -dienstverlening verminderd toegankelijk voor gebruikers van een Apple computer of het Linux besturingssysteem. Een kwestie van toegankelijkheid en keuzevrijheid. Is daar dan niets aan te doen? Jawel, maar het gebeurt niet vanzelf.

De problemen die we zien zijn ernstig. Er is grote onduidelijkheid over simpele vragen als “kan ik mijn zelfgeschreven software verkopen?” Vanzelfsprekende economische afspraken als “wat is eigendom” zijn afwezig in de informatie-economie. Publieke belangen als “heb ik garantie op software?” worden niet geadresseerd. Kortom: de economische orde ontbreekt.

De oplossing is niet om de bestaande regels als octrooi uit te breiden, zoals Brinkhorst wil. Deze regels hebben vrijwel niets meer te maken met wat er in de wereld echt gebeurt. Maar het is ook geen oplossing om terug te gaan naar de wetgeving van voor de internetrevolutie, zoals zijn tegenstanders willen. De wereld is veranderd. Nu iedereen online is, zijn er meer regels nodig.

Het alternatief voor de ijver van minister Brinkhorst én het “nee” van zijn tegenstanders is een toekomstgerichte benadering. De overheid behoort de marktordening van de nieuwe economie ter hand te nemen. Bijvoorbeeld door simpelweg licenties en open source een plaats in de wet te geven. De overheid moet de verantwoordelijkheid nemen voor normen die we in de fysieke wereld vanzelfsprekend vinden, zoals toegankelijkheid, keuzevrijheid, garantie en veiligheid, maar ook voor nieuwe normen, zoals interoperabiliteit. In het algemeen moet er afstand genomen worden van de bestaande instrumenten en geredeneerd worden vanuit het doel: wat is nodig voor het gewenste gedrag? Dat betekent dus niet noodzakelijkerwijs uitbreiding van eigendomsrechten. Ook beperking van eigendomsrechten kan goed zijn voor de economie. Tot de uitvinding van het vliegtuig bezat de eigenaar van land in de VS ook de ruimte boven zijn land tot in de hemel. Deze passage werd geschrapt na de uitvinding van het vliegtuig. Gezond verstand noemde de rechter dat. De luchtvaart werd een economisch succes.

Het is een wat genuanceerd verhaal, die nieuwe verantwoordelijkheden in de nieuwe economie, maar juist daarom lijkt het me een uitgelezen kans voor een sociaal-liberaal als minister Brinkhorst: radicaal voor de nuance!

Dit artikel verscheen eerder in de automatiseringsgids van 23 juli 2004