Open source wordt de nieuwe ICT hype. Ook de
Nederlandse overheid zet de eerste schreden op het pad van open source
software. Maar de krachten die open source tot een succes maakten in de
consumenten- en internetsoftware zullen niet vanzelfsprekend open
source bij de overheid tot een succes maken. Over praktische bezwaren,
pizza's en Pamela Anderson.
Het is bekend, open source software is beter omdat vele programmeurs
spontaan meedenken en meewerken aan continue verbeteringen. Maar de
overheid heeft geen organisatieprincipe dat goed past bij spontane
acties. Een spontane actie ontstaat nu eenmaal sneller rond
videosoftware waarmee je Pamela Anderson bloot kan zien. De eerste nerd
die in zijn vrije tijd een systeem bouwt voor de intake van
hondenbelasting ga ik een week lang pizza's brengen. Voordat de
ontwikkeling van open source software bij de overheid dezelfde vlucht
neemt als bij consumentensoftware moet er een aantal praktische
bezwaren overwonnen worden.
Nieuwe software specifiek voor de overheid zal een stuk duurder worden,
niet goedkoper. Voor een bedrijf is het namelijk niet meer interessant
om flink te investeren in een softwarepakket. De investering moet
terugbetaald worden door de eerste klant. Daarna ligt de kennis voor
het oprapen - want het is open source - en kan ook de concurrent die
software implementeren. Dit geldt nog sterker voor software waarvoor
veel organisatiespecifieke kennis nodig is. Deze toepassingsgerichte
kennis komt ook op straat te liggen. Alle kosten om die kennis te
verwerven zullen door de eerste klant betaald moeten worden. Een
gemeente die een nieuwe toepassing wil laten maken zal daarom eerst de
kat uit de boom te kijken bij de buurgemeenten. Voortrekker zijn is
duur.
Andere voordelen van open source, zoals vele ogen zien meer bugs,
zullen niet vanzelf bij de overheid opgaan. Een hacker / liefhebber
haalt in zijn vrije tijd een bug uit een webserver, zeker als dat
voorkomt dat iemand buiten de vriendenkring via zijn internetverbinding
een dvd van zijn pc haalt. Wederom breng ik de mensen die in hun vrije
tijd naar de code van de gemeentelijke basisadministratie willen kijken
een week lang pizza. De community rond overheidssystemen zal beperkt
blijven tot professionals. Wanneer de opdrachtgever de software niet
zelf onderhoudt, maar daarvoor een extern bedrijf inhuurt zal het nog
veel minder waarschijnlijk zijn dat deze kennis direct wordt verspreid.
De opdrachtgever kent de kanalen niet en het bedrijf laat zich graag
opnieuw inhuren door de volgende.
Het zal lastig zijn om open source software direct breed in te zetten.
Er zijn daarvoor te weinig mensen met de benodigde vaardigheden. Recent
schakelde nog een deel van een universiteit over van Linux op Windows
servers, omdat er makkelijker systeembeheerders te vinden zijn die een
diploma van Microsoft hebben gekregen, dan systeembeheerders met kennis
van open source systemen. Systeembeheerders en programmeurs met kennis
van open source systemen zijn nog schaars.
Grappig detail is dat de rijksoverheid op dit moment open source
verbiedt. Om niet afhankelijk te worden van opdrachtnemers moeten alle
rechten van opdrachten toevallen aan de overheid die de opdracht
verstrekt. Dat staat in de algemene voorwaarden voor opdrachten en
diensten bij de rijksoverheid, de AVODI. Dit is wellicht wat juridische
haarkloverij, maar de paradox is dat om afhankelijkheid tegen te gaan
de ontwikkelde software eigendom wordt van de overheid. En dat kan nou
net niet bij open source software, omdat iedereen eigenaar kan worden.
Open source software heeft vooral een geheel andere dynamiek op het
vlak van innovatie. Om ook na de korte periode van subsidies voor de
ontwikkeling van open source toepassingen innovatie te stimuleren, zijn
mechanismen nodig die dit aantrekkelijk (rationeel) maken.
Een probleem dat niet alleen bij open source voorkomt, maar heel bekend
is bij uitvoeringskwesties in de ICT is dat de kosten vaak centraal
liggen en baten deels buiten de eigen organisatie vallen. (zie ook: Een Kwestie van Uitvoering)
Een overheidsorganisatie die een toepassing wil ontwikkelen die
gelijksoortige overheden ook zullen willen heeft er belang bij om deze
mede-afnemers te (laten) organiseren zodat ook de kosten kunnen worden
gedeeld en niet alleen de baten.
Centralisering en het opleggen van het gebruik van software aan lagere
organisatieonderdelen is vandaag de dag 'not done'. Je roept weerstand
op in plaats van dat er draagvlak kan groeien voor een nieuwe
ontwikkeling. Toch is dit vaak wel rationeel. Het zou enorm kosten
besparen als de centrale overheid software zou ontwikkelen voor de
aanvraag van paspoorten via de website en de afhandeling binnen de
gemeente en niet elke gemeente voor zich. Centrale ontwikkeling vraagt
daarmee in feite ook organisatie van de afnemers om de wensen en eisen
ruimte te geven bij de ontwikkeling.
Ook de leveranciers zullen zich organiseren. Hierbij hebben zowel de
klanten - zeker de overheid - als de aanbieders zelf voordeel. Het
voordeel voor de overheid als klant is de zekerheid dat er een bredere
groep van bedrijven is die elkaars software en de wijze van
implementatie bij de overheid begrijpen. Maar die het ook snel over
kunnen nemen bij faillissement of conflict. Het voordeel voor de
leveranciers is gezamenlijke promotie van het systeem. Elke aanbieder
moet toch investeren in diepgaande kennis van de software, want de
overheid is een kritische klant. Als het systeem wordt verdrongen door
een softwareproduct dat beter is of zich sneller ontwikkelt, dan gaat
deze investering verloren. Bij de promotie van het platform hebben de
gezamenlijke afnemers en de gezamenlijke leveranciers nog een
gezamenlijk belang. Hoe breder het gebruik, hoe sneller de ontwikkeling
en hoe groter de kans dat je geen spijt krijgt van je investering.
Om de incentive tot investeren compleet nieuwe toepassingen terug te
krijgen en toch de software open source te krijgen zouden
licentiemodellen ontwikkeld kunnen worden. Het auteursrecht dat nu
meestal wordt gebruikt is bizar als het om software gaat; zeventig jaar
na de dood van de auteur is in ICT termen de eeuwigheid. Een open
source licentiemodel dat wel aanspoort tot investeren in geheel nieuwe
toepassingen zou het verspreiden van de software voor een klein aantal
jaren exclusief aan de ontwikkelaar kunnen laten. Maar laat ook toe dat
de klant de software kan wijzigen. Hiervoor zou de overheid zelfs een
apart eigendomsrecht in wetgeving kunnen vastleggen.
De aanbestedingsregels zouden ook regels kunnen bevatten om het gebruik
van reeds ontwikkelde software en verspreiding van kennis over bugs te
stimuleren. Zo zou de regel kunnen zijn dat elke overheid die software
moet ontwikkelen deze ook goed gedocumenteerd op een centraal platform
plaatst. Dan is het ook reëel dat andere bedrijven deze software kunnen
gaan implementeren. Iets soortgelijks zou met bugfixes gedaan kunnen
worden.
Over anderhalf jaar komen er voor ICT-dienstverlening aparte algemene
voorwaarden. Dan hoeft de AVODI die de open source verbiedt niet meer
gebruikt te worden. Er moet dan wel voor gezorgd worden dat de nieuwe
voorwaarden het gebruik van open source mogelijk maken. Anders blijft
de situatie zo dat bij elke opdracht waarin open source wordt gebruikt
moet worden afgeweken van de voorwaarden. Zeg maar een algemene
uitzondering op de algemene voorwaarden.
Ook al is het niet vanzelfsprekend dat de drijvende krachten die open
source tot een succes maakten in de consumenten- en technische software
moet de open source revolutie bij de overheid er wel komen. De beste
manier om de problemen uit de weg te ruimen is het flink stimuleren van
het gebruik van open source bij de overheid.