Home
Kennis en Economie
Recht en Veiligheid
Europa
Jihad vs McWorld
E-government
Nieuwe democratie
Columns
Politici
Overzicht thema`s
Verkiezingen
Tools
Het Belgenrapport
Nieuwsbrief
Colofon
Poldi.Net




Staak aanval op Artikel 23: leer autochtone scholier over islam
Steven de Jong Gepost:     zondag, 27 november 2005, 07:00
Van:     < Steven de Jong >
URL:     < http://www.politiek-digitaal.nl/colofon/redactie >

Mensen die in de veronderstelling leven dat met het verbieden van islamitische scholen – waar er nog geen 40 van zijn in Nederland – de integratie wordt bevorderd, stellen zich nog conservatiever op dan de politici die in 1917 tekenden voor gelijkstelling van bijzondere aan openbare scholen.

Deze critici vertonen eenzelfde soort bekeringsdrang en visieloosheid als de 19de eeuwse politicus Groen van Prinsterer, de geestelijk vader van artikel 23 die een christelijke samenleving poogde te institutionaliseren.

De aanval op artikel 23 krijgt de allure van een liberale kruistocht tegen de islam, terwijl de werkelijke integratiewinst juist te pakken is in het geven van onderwijs over de islam op openbare en christelijke scholen.

Bijbel als richtsnoer
In Hilversum staat een bijzondere school. De basisschool 'Groen van Prinsterer'. De 'Groen van Prinsterer' is een christelijke school, waarin - zo lezen we op de schoolsite - de bijbel als richtsnoer wordt genomen. 'De Groen' is een school met karakter, zegt het schoolbestuur. "Een school die de kinderen helpt de bijbelse boodschap te begrijpen, opdat zij als kinderen van God kunnen leven in deze veranderende wereld."

Meeste kinderen op bijzondere school
Zo bijzonder is die school dus niet, zou je zeggen. Dat klopt, want volgens het CBS gaat zeven op de tien kinderen naar een basisschool op religieuze grondslag. Maar ja, volgens de grondwet heet een school die gestoeld is op overtuiging of religie nou eenmaal een 'bijzondere school'. We hebben het hier over grondwetsartikel 23. In dat artikel wordt onderscheid gemaakt tussen openbare en bijzondere scholen. Artikel 23 lid 2 regelt de vrijheid om een school te stichten op basis van overtuiging of religie. Deze bijzondere scholen zijn bij wet financieel gelijkgesteld aan openbare scholen. Beiden staan onder hetzelfde toezicht van de overheid.

Groen van Prinsterer was tegen openbare scholen
De naam van voornoemde basisschool verwijst naar Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876), een anti-revolutionaire politicus en historicus. Groen van Prinsterer verzette zich tegen de Franse Revolutie en de daaruit voortkomende liberale ideeën. Hij legde de nadruk op Nederland als een christelijke staat, was een voorstander van de soevereiniteit van de Koning en een tegenstander van neutrale (niet-christelijke) scholen. Hij geldt als de aanstichter van de 'schoolstrijd', een sterk ideologisch geladen worsteling in het 19e eeuwse Nederland over de vormgeving van het onderwijsbestel.

De schoolstrijd, die decennia duurde, heeft er uiteindelijk toe geleid dat bijzondere scholen in 1917 in gelijke mate aanspraak mochten maken op overheidssubsidie als openbare scholen. In 1920 werd dit verankerd in de Wet op het Lager onderwijs.

Het is interessant te vernemen dat de geestelijk vader van artikel 23 tegen het stichten van openbare scholen was. Hij wilde dat iedere school op religieuze leer geschoeid zou zijn, wat in die tijd niets minder betekende dan protestants-christelijk of rooms-katholiek. Aan islamitische scholen had hij weinig kopzorgen, want er waren destijds immers nauwelijks islamieten in Nederland. Laat staan dat ze zich konden verenigen in schoolverband.

Artikel 23 vergroeid met onderwijsbestel
Het integreren van het christendom in het onderwijs was dus de intentie van artikel 23, een maatregel die geheel past in het verzuilde Nederland van toen. Geen onderwijsregeling is zo beklonken en beproefd in de samenleving als deze regeling. Het heeft zelfs de ontzuiling doorstaan. De commissie die onder leiding van Geert Dales (VVD) het Liberaal Manifest schreef, raadde dan ook niet voor niets aan artikel 23 in stand te houden. De chaos die het op de schop nemen van onderwijsland met zich mee zou brengen, woog niet op tegen de liberale afkeer van religieus onderwijs.

Artikel 23 in integratiedebat
Waarom er in 2003 een politieke discussie ontstond over artikel 23, is even vanzelfsprekend als verontrustend. In het integratiedebat - aangewakkerd door de actualiteit van islamitisch terrorisme - werd alles wat ook maar een beetje de integratie in de weg zou kunnen staan op de korrel genomen.

Politiek en publiek gingen zich bezinnen op de vraag wat nou precies de kernwaarden van onze Nederlandse cultuur zijn en de uitdagingen waarvoor die heden ten dage staan. De scheiding van kerk en staat kwam al gauw naar voren als iets wat we tot het bittere eind moeten koesteren. Moskeeën en islamitische scholen konden in dat kader gemakkelijk getorpedeerd worden als elementen in de samenleving die weleens een gevaar konden vormen voor onze kernwaarden en joods-christelijke traditie.

Het redeneerde ook zo lekker: minderheidsgroepen die samenscholen, kunnen moeilijk tegelijkertijd integreren.

Cijfers loochenstraffen anti-artikel 23 argumenten
Het afschaffen van artikel 23 werd in het debat zonder blikken of blozen ingezet als instrument om de segregatie tegen te gaan. Een enkeling durfde zelfs te beweren dat de nationale veiligheid ermee gediend zou zijn.

Zonder het te beseffen gingen de critici met deze opstelling verder terug in de tijd dan het jaar 1917. Met het enige verschil dat niet het institutionaliseren van de christelijke leer op de agenda stond, maar een proces dat neigde naar een liberale kruistocht tegen de islam.

Met rooms-katholieke (23 % basisonderwijs, CBS) en protestants-christelijke basisscholen (27 %) hadden de 'anti-artikel 23-ers' immers geen probleem. Het ging hen om de islamitische scholen die bakens van segregatie zouden zijn, maar waarvan er in werkelijkheid nog geen veertig in heel Nederland te vinden zijn. Veertig op een totaal van zevenduizend basisscholen, wat neerkomt op nog geen ėėn procent.

Naast de PC en RK scholen, bleven ook de hindoeďstische, interconfessionele, joodse, evangelische en gereformeerd vrijgemaakte scholen geheel buiten schot, althans in de argumentatie om bijzonder onderwijs af te schaffen. Het zijn die veertig islam-scholen die in hun ogen een overweldigende negatieve invloed zouden hebben op de integratie, al weigeren ze het aantal in hun bevlogen pleidooien te vermelden.

Gezien het geringe aantal van islam-scholen, is het dus moeilijk te rechtvaardigen deze op te voeren als sta-in-de-weg voor integratie. Te meer omdat maar ėėn op drie Turkse en Marokkaanse ouders in Nederland een voorkeur zegt te hebben voor islamitisch basisonderwijs, volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het overgrote deel van de moslims kiest dus al uit eigen beweging voor een openbare of christelijke school.

De voorstanders van het afschaffen van artikel 23 laden hiermee de verdenking op zich dat ze het grondwetsartikel oneigenlijk aan de kaak stellen om draagvlak te winnen voor hun integratiepolitiek. Hoewel de cijfers hun beweringen loochenstraffen, blijven ze islam-scholen opvoeren als initiators van segregatie.

Scheiding kerk en staat niet in het geding
Wat de argumentatie van de 'anti-artikel 23-ers' nog het meest ondergraaft, is hun seculiere bekeringsdrang - oftewel de scheiding van kerk en staat waar zij zich aan vastklampen. Artikel 23 staat de secularisatie - dat overigens als zodanig niet in de grondwet is opgenomen - immers helemaal niet in de weg.

Hoeveel bijzondere scholen er ook zullen komen, de overheid zal volgens de huidige rechtsorde altijd neutraliteit moeten waarborgen ten op zichte van verschillende kerken, overtuigingen en godsdienstige richtingen. Dat element zit ook verankerd in artikel 23. Enerzijds met de financiële gelijkstelling van bijzondere aan openbare scholen, anderzijds door middel van de algemene onderwijsinspectie die op iedere school van toepassing is.

Vrij belijden van godsdienst in gemeenschap
Onderwijs heeft niet alleen een onderrichtende taak, maar draagt ook bij aan de geestelijke ontwikkeling van een kind. Mensen die zeggen dat opvoeden alleen een taak van ouders is, wenden hun hoofd af voor het feit dat basisschoolleerlingen 7 uur per dag, 5 dagen per week op school doorbrengen.

Wat is er dan verkeerd aan om die kinderen een geloof te laten belijden tussen het rekenen en lezen door? Artikel 6 van de grondwet rept immers over het vrij belijden van een godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. En het is juist die wet die voorwaarden schept aan de wijze waarop basisvaardigheden onderricht worden, alsmede de kwaliteitswaarborging ervan.

Dat religieus onderwijs niet ten koste gaat van de kwaliteit, wijzen de onderzoeken naar islam-scholen uit. Volgens de Inspectie van het Onderwijs is de kwaliteit van het leerstofaanbod en het aantal gerealiseerde onderwijsuren op islamitische basisscholen zelfs hoger dan op vergelijkbare scholen met een allochtonenpercentage van 70 procent of hoger.

We hoeven er niet meer van op te kijken dat VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali alles aangrijpt om de islam uit het publieke domein te verdrijven, maar dat zelfs nieuwkomers als Peter R. de Vries er een nadrukkelijk politiek speerpunt van maken moet ons wel zorgen baren. Zijn argumentatie lijkt op het eerste gezicht te deugen: contacten tussen bevolkingsgroepen kunnen moeilijker gelegd worden als er alleen moslimkinderen in de schoolbankjes zitten en alleen moslimmoeders aan de rand van het schoolplein staan. Dat bevordert voor die mensen inderdaad niet de integratie. Maar gezien de cijfers (slechts veertig islam-scholen in Nederland) kunnen die basisscholen moeilijk debet zijn aan de gebrekkige integratie.

Onderricht niet-islamitische scholieren over islam
Wanneer de 'anti-artikel 23-ers' er rotsvast van overtuigd zijn dat islamitische scholen de integratie tegengaan, doen ze er goed aan hun ideologische oogkleppen af te doen en even de statistieken te bekijken van het Centraal Bureau voor de Statistiek, alsmede de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs en de conclusies van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Wat hen ook zou sieren is als ze zich zouden richten op instrumenten die werkelijk de integratie bevorderen; zoals het tegengaan van discriminatie op de werkvloer of het bevorderen van arbeidsparticipatie onder allochtone vrouwen.

Als er dan toch zo nodig ingegrepen moet worden in religieuze onderwijselementen ten einde de integratie te bevorderen, onderricht dan eens de kinderen op openbare en niet-islamitische basisscholen over de leer van de islam. Geef ze proefwerken over de Koran, laat ze Koranverzen uit hun hoofd leren en maak ze bekend met de waarden die de profeet Mohammed uitdroeg.

In omvang, 99 procent van alle basisscholen, heeft dat veel meer effect. De negatieve beeldvorming over de islam door de recente terreuraanslagen, staat immers meer de integratie in de weg dan een veertigtal islamitische basisscholen.

Het zou goed zijn om de islam uit de actualiteit van het terrorisme te trekken. En waar kan dat beter dan in het onderwijs? Integratie staat of valt bij kennisuitwisseling. Kennis van elkaars cultuur en respect voor elkaars geloofsbeleving. Het sluiten van veertig islam-scholen draagt daar weinig toe bij.

Etnische concentratie ook op openbare scholen
Nu is het verleidelijk het argument aan te voeren dat, met het instandhouden van islam-scholen, de vrije kennisuitwisseling in de dagelijkse omgang van moslims met niet-moslims tegengewerkt wordt.

Maar diezelfde etnische concentratie speelt zich ook af op openbare en christelijke scholen, getuigde de scholen in de grote steden. De oorzaak daarvan ligt in de etnische opbouw van bevolkingsgroepen ter plaatse en de constatering van het SCP dat allochtonen nou eenmaal liever contact hebben met mensen van een zelfde etniciteit. Bij de Turken en Marokkanen zijn de afgelopen tien jaar de vrijetijdscontacten met autochtonen zelfs verminderd. Deze vermindering doet zich vooral voor bij de tweede generatie.

Spreidingsbeleid in strijd met gelijkheidsbeginsel
Met spreidingsbeleid, zoals het invoeren van allochtonenquota, kan deze vervreemding in beperkte mate tegengegaan worden. Maar als je daar aan gaat, kom je niet alleen aan het recht op vrije schoolkeuze maar ook aan het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de grondwet. Op grond van afkomst wordt mensen dan een vrije schoolkeuze ontnomen. Eigenlijk is dat ook het principe waar het de ‘anti-artikel 23-ers’ om gaat: het tegengaan van etnische en religieuze concentratie ter bevordering van de integratie. In dat perspectief is het bijzonder jammer dat de critici van artikel 23 focussen op de islam-scholen, terwijl ze – als we van hun goede bedoelingen uitgaan – een etnisch en religieus gemęleerde samenleving voorstaan.

De onverantwoorde aanval op artikel 23 resulteert nu alleen in het beeld dat er een liberale kruistocht tegen de islam wordt gevoerd. Dat schiet niet alleen het doel van integratie voorbij, maar geeft ook een verkeerd signaal – dat moslims niet gewenst zijn in deze samenleving. Contraproductief dus.

Fundament voor integratie
De aandacht zal hierom verplaatst moeten worden naar interreligieuze kennisuitwisseling tussen bijzondere scholen. Vanuit dat perspectief is de meeste integratiewinst te pakken in het onderwijzen van niet-islamitische kinderen over de geloofsachtergrond van moslims. De kennis van moslims over de Nederlandse cultuur is immers altijd nog groter dan andersom.

Onderwijs over de islam voor niet-islamitische scholieren heeft zodoende niets te maken met het opgeven van de Nederlandse cultuur of identiteit, maar juist met het zo effectief mogelijk stimuleren van interreligieuze en interetnische contacten – zulks legt werkelijk een fundament voor integratie, laat moslims in hun waarde en laat onze grondrechten onberoerd.

Bronnen:
1) 'Het Liberaal Manifest', VVD (2005)
2) 'Uit elkaars buurt. De invloed van etnische concentratie op integratie en beeldvorming', SCP (2005)
3) 'Islamitische basisscholen in Nederland', Inspectie van het Onderwijs (1999)
4) 'Mr. G. Groen van Prinsterer (1801-1876)', Wetenschappelijk Instituut van de Christenunie (2005)
5) 'Periode 1872-1888: kiesrecht- en schoolstrijd', Parlement en Politiek (2004)
6) 'Meeste kinderen naar het bijzonder onderwijs', CBS (2004)

Bekijk reacties (5) Post reactie