Stichting Nederland Kennisland is al drie jaar
pleitbezorger van de kenniseconomie. Secretaris Joeri van den
Steenhoven over de recente kabinetsplannen: ‘We moeten af van het
subsidieinstrument’.
Het is heel belangrijk om het juiste klimaat creëren. Dit bereikt de
overheid door het scheppen van randvoorwaarden. Een simpel voorbeeld is
het verbeteren van de mobiliteit van kenniswerkers, waar het
Innovatieplatform nu mee bezig is. Door zoveel mogelijk drempels weg te
nemen, kan talent zich beter ontwikkelen. Dat is van groot belang.
Bedrijven gaan op zoek naar de plekken met talent. Deze ontwikkeling
beschrijft Richard Florida heel mooi in zijn boek ‘Rise of the creative
class’. Naast mobiliteit van kenniswerkers ontstaat mobiliteit van
bedrijven. Zij bewegen zich naar de plekken met talent. De overheid
moet zorgen dat er ruimte is voor dit talent. Dat is belangrijker dan
fiscale of financiële stimulering.
Verder
moet de overheid durven kiezen voor specifieke regio’s (bijvoorbeeld
Eindhoven) en marktsectoren (zoals semi-conductoren). De overheid moet
inspelen op de specifieke behoeftes, wensen en problemen in die regio
of marktsector en gericht investeren in oplossingen. Vraag bijvoorbeeld
aan Philips wat zij nodig hebben voor een sterke researchafdeling, en
kijk waar je als overheid ondersteuning kan bieden en mee kan
investeren (zoals opzetten van expertisecentra, projecten waar
universiteiten bij betrokken worden en de infrastructuur mogelijk
maken). Ruimte maken voor talent en èchte keuzes maken, daar gaat het
om.
De huidige maatregelen van het kabinet zijn niet voldoende. Om het
innovatieklimaat te verbeteren, wordt bijvoorbeeld de WBSO (Wet
Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk, vergoeding loonkosten R&D
werknemers) verruimd. Dat is op zich een goede regeling, waar veel
gebruik van wordt gemaakt. Het is alleen weer zo’n directe financiële
stimuleringsmaatregel die niets zegt over het resultaat. Je kunt je
afvragen of je hier de gewenste innovatiestructuur mee opbouwt.
In het huidige beleid wordt te veel gebruik gemaakt van het
subsidie-instrument. Dat instrument en organisaties als Senter moet de
overheid afschaffen. Uit de praktijk blijkt wel dat innovatie en
subsidie zich slecht met elkaar verhouden. Een voorbeeld is BSIK
(Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur). Ook zo’n
prachtige subsidie. Maar de tijd tussen indiening en toekenning van de
projecten is veel te lang. Dat legt het innovatieve proces lam. Vaak
vragen bedrijven ook alleen vanwege het geld dat ze kunnen opstrijken
subsidie aan, dat kunnen ze toch niet laten lopen.
De overheid moet durven delegeren en toe werken naar een organisatie
als het Finse Tekes. Dat is een expert organisatie met een eigen budget
dat zij kunnen vrij besteden. Zij scannen de internationale markt om te
zien waar de kansen liggen. Vervolgens worden specifieke projecten
opgezet om op die kansen in te spelen en worden universiteiten en
bedrijven bij elkaar gezet. Dat werkt veel beter dan ons
subsidieinstrument
Ik ben enorm blij dat innovatie nu eindelijk op de kaart staat bij de overheid, dat blijkt wel uit de Innovatiebrief
en het innovatieplatform. Iedereen heeft ook de beste intenties en
werkt keihard. Maar mijn kritiek blijft dat er onvoldoende keuzes zijn
gemaakt. Het innovatiesysteem is overvol en bureaucratisch. Het beleid
bestaat een opsomming van losse punten en mist samenhang. Het blijft
veel te breed. Er moeten specifieke keuzes gemaakt worden en daar moet
fors in worden geïnvesteerd. Beter één ding goed dan de rest half!
Tenslotte ontbreekt een onderliggende visie. Nederland is teveel in
zichzelf gekeerd, kijkt te veel naar binnen en naar de belemmeringen.
Bij succesvolle landen zie je juist dat zij naar buiten gekeerd zijn en
zich richten op de wereldmarkt. Ze bepalen waar hun kansen liggen en
maken gerichte keuzes en investeringen om daar op in te spelen. Zoiets
mis ik geheel bij de Nederlandse overheid. Joeri van den Steenhoven is
secretaris van Stichting Nederland Kennisland. www.kennisland.nl