Om echt moeilijke beleidsproblemen aan te pakken
zijn systeeminnovaties nodig. Daarvoor moeten we niet op een leidende
rol van de politiek wachten. Transities komen eerder voort uit autonome
maatschappelijke initiatieven.
Er zijn verschillende soorten beleidsonderwerpen: moeilijke en
makkelijke. De laatste kunnen met de bestaande organisaties worden
getackeld. Voor het oplossen van de moeilijke, complexe, of wicked
problems moeten systeemgrenzen worden overschreden. Transities zijn de
meest vergaande vorm van systeeminnovaties. Dan hebben we het over
lange termijnvraagstukken die al duidelijk hun schaduwen vooruit
werpen: eerlijke mondiale productieverhoudingen en duurzame productie
en consumptie in de landbouw bijvoorbeeld. Dit vergt in alle opzichten
grensoverschrijdend denken.
Een veelgehoorde stelling is dat bestaande structuren en instituties
grensoverschrijdend denken niet aankunnen, omdat zij te veel met hun
eigen voortbestaan bezig zijn en zijn verstrikt in hun eigen routines.
Een verwante stelling, vrij populair onder politicologen, is dat de
politiek een bijzondere rol heeft bij het tot stand brengen van
systeeminnovaties. Alleen de politiek zou als hefboom kunnen dienen om
gevestigde instellingen te bevrijden van organisatorische en
institutionele beperkingen. Dat klinkt aannemelijk als de politiek
sturend zou optreden ten opzichte van gevestigde belangen en
instituties, en tegelijkertijd ruimte laat voor vernieuwing.
Binnen
de overheid moeten we echter niet op de leidende rol van de politiek
wachten. Dat is te top-down, te statelijk gedacht en het veronderstelt
een eigen systeeminnovatie binnen het politieke domein die ik voorlopig
niet zie gebeuren. Het voorbeeld van de sociale vernieuwing laat
bovendien zien dat de politiek op rijksniveau vaak het
uithoudingsvermogen mist om een langdurige impuls te geven die nodig is
voor een blijvende verandering in cultuur en gedrag. Dit alles maakt
mij sceptisch wanneer de rijksoverheid iets groots als transities
duurzame ontwikkeling op de agenda plaatst.
Mijn stelling is dat instituties en organisaties wel degelijk boven hun
eigen beperkingen kunnen uitstijgen. Ik verklaar dat uit het
netwerkkarakter van relaties. Mensen in organisaties hebben voldoende
uiteenlopende connecties om impulsen voor vernieuwing binnen te
brengen. Die beginnen meestal niet bij de overheid, maar in de
samenleving. De kunst is om daar dan vervolgens binnen de overheid het
nodige vervolg aan te geven. Dus laat de overheid de illusie van
centrale sturing op dit punt loslaten en eerst zijn eigen interne
systeeminnovatie ter hand nemen. Verwacht transities uit autonome
maatschappelijke initiatieven en ontwikkelingen in netwerken. Ik
verwacht de grote veranderingen in productie- en consumptiegedrag bij
energievoorziening, mobiliteit en voedselvoorziening niet door
regelgeving of waardenbeïnvloeding vanuit de overheid, maar uit
technologische innovaties. Maar technologische innovaties komen niet
vanzelf; ook netwerken moeten effectief werken door versterking van hun
organiserend vermogen. De wetenschap der bestuurskunde zou er goed aan
doen zijn eenzijdige oriëntatie op de overheid los te laten en zijn
diensten aan de samenleving aan te bieden.
Jan Schrijver is tweede Man XPIN