De discussie over interactief beleid wordt gevoerd vanuit een verkeerd
uitgangspunt: de overheid neemt de volle verantwoording voor een maatschappelijk
probleem op zich. We staan voor een nieuwe fase waarbij een maatschappelijk
contract burgers, bedrijven en overheid samen verantwoordelijk maakt voor
beleid.
Het succes van de Nederlandse verzorgingsstaat van de afgelopen 50 jaar
heeft een hoog opgeleide, mondige en zelfbewuste bevolking opgeleverd. Daar
mogen we trots op zijn.
Het heeft echter ook geleid tot een rolverdeling tussen overheid en burger
die op een aantal punten scheefgetrokken is. De geëmancipeerde burger
ontmoet nog te vaak een paternalistische overheid, van wie hij veel te hoge
verwachtingen heeft en die zelf ook veel te hoge verwachtingen schept. Deze
disbalans tussen verantwoordelijkheden leidt tot een gebrek aan vitaliteit
van wat wel de “civil society” wordt genoemd en tot een overheid
die door zijn hoeven zakt door de opeengestapelde verwachtingen en pretenties.
Een logge overheid die onvoldoende kan leveren op tal van terreinen, schaadt
het vertrouwen van mensen en dat vertrouwen kan niet worden hersteld door
nog meer regels, nog meer mensen, nog ingenieuzer procedures. Het kabinet
wil daarom op een breed front maatschappelijke en individuele verantwoordelijkheden
en keuzevrijheid voor burgers versterken. Daarbij past een overheid die
wel richting geeft, maar niet alles zelf regelt, die ruimte geeft, rekenschap
geeft en vraagt, met minder pretenties en meer prestaties en in directe
verbinding met de samenleving.
Interactieve beleidsvorming is een werkwijze die de verbinding probeert
te leggen, maar in het begrip zit nog wel een nadeel besloten. De werkwijze
is er meestal op gericht, door interactief mensen en organisaties mee te
laten denken, het pretentieuze overheidsbeleid te verbeteren en draagvlak
voor dat beleid en de uitvoering ervan te vergroten. Dit gaat er nog steeds
vanuit dat uiteindelijk de overheid eenzijdig het maatschappelijke probleem
ten volle voor haar verantwoording neemt. We staan voor een nieuwe fase
van samenspel tussen overheid en samenleving die ik wil aanduiden met “maatschappelijk
contract”.
Het contract is tweezijdig, maar meer gericht op aanduiding van de opgave
en de werkverdeling dan op de aanpak. Partijen zullen de volle verantwoording
moeten nemen voor de gezamenlijk bepaalde maatschappelijke opgave. Het is
bij het maatschappelijke contract niet op voorhand de overheid die het maatschappelijke
probleem zal oplossen. De uitkomst kan zijn dat de overheid geen beleid
maakt, maar slechts de mogelijkheden schept, voor eigen initiatief: regels
schrappen, ruimte scheppen, “empowerment”. Is dit interactief?
In ieder geval innovatief en uiteindelijk ook effectief. Daar gaat het toch
om?
Voorbeelden zijn er al te over: wijkprestatiecontracten, de IJsselmeerdiscussie
over visserij en natuur, persoonsgebonden budgetten, “opzoomeren”
in Rotterdam en milieuaccountancy.
Thom de Graaf is Minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.