Om een duurzame samenleving te krijgen, moeten
technieken, mensen en systemen veranderen. Daarvoor zijn coalities
nodig van rijksoverheid, bedrijven, milieubeweging en gemeenten. Een
belangrijke vaardigheid daarbij is het managen van ongeduld.
Duurzaamheid staat hoog op de agenda bij de overheid. Productie en
consumptie onder economische condities zonder schade aan mens en
milieu, wie wil dat niet? Toch blijkt dat nog een hele opgave.
Technieken, mensen en systemen moeten veranderen; op lange termijn
krijgen we andere steden, landbouw, verkeer, handel, andere energie.
‘Transitie’, noemen we dat sinds het Nationaal Milieu Plan (NMP4)
waarin verschillende ministeries integraal deze problematiek proberen
aan te pakken. Het ministerie van EZ wil de transitie naar een duurzame
energiehuishouding helpen realiseren.
Duurzaamheid laat zich echter niet vanuit Den Haag proclameren. De
samenleving zal het zelf moeten doen. Mensen, bedrijven, organisaties
moeten samen ideeën vormen, plannen smeden, acties ondernemen om de
nodige veranderingen tot stand te brengen. Acties en veranderingen waar
ze vanuit hun eigen doeleinden misschien niet eens waren begonnen. Dat
gaat niet vanzelf, en is ook niet van de ene dag op de andere te
realiseren. EZ is er in de eerste twee jaar van zijn transitie-aanpak
redelijk in geslaagd om maatschappelijke partijen die ogenschijnlijk
weinig met elkaar te maken hadden, aan elkaar te koppelen. Door dit
proces zijn nu bedrijven, milieuorganisaties, kennisinstellingen het
eens over de stappen die er gezet moeten worden (‘transitiepaden’) op
het terrein van Biomassa, Nieuw Gas, Duurzaam Rijnmond en Duurzaam
Produceren.
Na
de ideeënvorming komt het nu op de uitvoering aan. Dit jaar zullen er
op de ontwikkelde transitiepaden, concrete projecten
(transitie-experimenten) worden gestart. Een goede voorbereiding is
echter geen garantie voor succes. En successen zijn nodig om de
deelnemers, hun achterban, de (nog) afwachtende buitenwereld te tonen
dat de transitie-aanpak ook echt wčrkt. Vandaar de vraag hoe we de
energietransitie op gang houden met een serie van concrete resultaten,
waarin alle coalitiepartners zich herkennen, zonder in de valkuil te
trappen van ‘het snelle succes’?
De deelnemers aan het transitieproces verwachten van de
‘transitiemanager’ dat die de coalities niet alleen smeedt, maar ook
bij elkaar houdt. De gevormde coalities zijn echter bijzonder
heterogeen. Er zitten bedrijven in, die meestal oog hebben voor de wat
kortere termijn. De overheid zelf is deelnemer, als hoeder van het
publieke belang, met een oriëntatie op de wat langere termijn. Als
derde partij zien we de milieubeweging, actieve burgers, aanschuiven:
die verlangt vanuit een lange termijn-oriëntatie naar successen op
korte termijn. Als vierde partij zijn er de steden en dorpen met hun
lokale overheden, waar de transitie-experimenten moeten gaan
plaatsvinden: zij zullen snel de vruchten willen plukken van hun
getoonde risicobereidheid. Om zo’n heterogene coalitie in stand te
houden moet ‘ongeduld management’ worden ontwikkeld. Maar hoe richten
we transitie-experimenten zo in dat het ongeduld van coalitiepartners
onder controle blijft en de zorgvuldigheid van het experiment
gewaarborgd blijft?
De auteur is werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken.