Carpoolstroken, flitspalen, transferia; op zoek
naar duurzame mobiliteit regent het beleidsinitiatieven. Maar de
automobilist lapt ze aan zijn laars. Hij is per definitie een free
rider. Over hangplekken, beleidsresistentie en de grenzen van de
maakbaarheid.
Een van de mooiste woorden die de Nederlandse taal aan de overheid te
danken heeft is 'beleidsresistent'. Ik kwam het voor het eerst tegen in
verband met de beruchte 'hangjongeren', ook een prachtig woord dat het
inmiddels tot de Van Dale heeft gehaald. Hangjongeren zouden
beleidsresistent zijn omdat ze telkens als een gemeente een hangplek
aanwees en inrichtte (meestal een half overdekt muurtje met
anti-graffitilaag), hun hangactiviteiten prompt elders ontplooiden. Dat
schoot natuurlijk niet op! Een logische bestuurlijke reactie was daarom
om de hangjongeren te betrekken bij de inrichting van de hangplek.
Immers, zo was de redenering, als zij zelf medeverantwoordelijk worden
gemaakt, zullen ze hangen op de locatie en op de wijze die samen is
afgesproken. Niet dus. Als malariamuggen ontwikkelden de jongeren een
logica die fundamenteel diametraal stond op de beleidslogica. Zij die
in gesprek gingen met de gemeente werden geneutraliseerd, bleven nog
even hangen en stierven als generatie uit. Zij die niet inspraken en
zich niet uitspraken, werden sterker, ongrijpbaarder en uiteindelijk
beleidsresistent.
Wat is de hangplek van Verkeer en Waterstaat? De carpoolstrook? Het
Transferium? Al die plekken waarvan we willen dat automobilisten
gebruik maken op de manier die ons verstandig leek? We kunnen de
analogie ook minder letterlijk maken. Waar treden perverse effecten op
door het invoeren en uitvoeren van beleid? Het invoeren van flitspalen
leidt tot de aanschaf van flitsmelders en het afgaan van die dingen tot
abrupt en onvoorzichtig remmen. Het aankondigen van controles leidt tot
meer en extra hard rijdend verkeer op de trajecten waar geen controles
zijn. Is de Nederlandse automobilist soms net zo puberaal en
beleidsresistent als de hangjongere? Nee. De Nederlandse consument van
mobiliteit is vele malen recalcitranter en beleidsresistenter dan een
hangjongere. En in tegenstelling tot de hangjongere is de kans op
verbetering bij deze consument door heropvoeding, beloning of straf
zeer gering.
De
automobilist laat zich niet corrigeren, hij corrigeert. Dat doet hij
door lid te zijn van de ANWB, door te stemmen op politici die hem meer
vrijheid of minder boetes beloven, maar vooral door zich niet aan de
verkeersregels te houden. Het antifilebeleid en het
verkeersveiligheidsbeleid wordt door hem niet gezien als een goed
doordachte en slim ingerichte hangplek, maar als een betuttelende
interventie van een overheid die hem in zijn vrijheid en agendaruimte
wil beperken. Hij zal blijven zoeken naar nieuwe hangplekken in de vorm
van sluiproutes, flitsmelders, vluchtstroken en massale
bezwaarschriften tegen boetes.
Geef hem eens ongelijk. Waarom zou hij zich voegen naar de regels? Voor
de collectieve veiligheid? Zo ziet hij dat niet. Mensen kunnen
autorijden of niet, daar heeft de overheid geen invloed op. Een goed
automobilist zorgt voor zijn eigen veiligheid. Voor een betere
doorstroming van het verkeer? Ach, met de files heeft hij leren leven.
Met de radio, de mobiel en de palmtop is het verblijf in de auto
allerminst verloren tijd. Ook handig voor de baas: de werknemer begint
te werken op het moment dat ie in de auto stapt. Natuurlijk zou de
wereld er een stukje mooier uitzien zonder verkeersdoden en files. Maar
als consumenten van mobiliteit collectief hun individueel belang boven
het collectieve stellen en vervolgens duidelijke interveniërende
maatregelen massaal omzeilen, is het wellicht tijd om pas op de plaats
te maken. Niet voor de automobilist, maar voor de overheid.
De auteur is hoofdredacteur van Politiek-digitaal.nl.