Home
Kennis en Economie
Recht en Veiligheid
Europa
Jihad vs McWorld
E-government
Nieuwe democratie
Columns
Politici
Overzicht thema`s
Verkiezingen
Tools
Het Belgenrapport
Nieuwsbrief
Colofon
Poldi.Net




Column / Fast politics kan openbaar bestuur democratischer maken
Steven de Jong Gepost:     maandag, 19 juni 2006, 07:00
Van:     < Steven de Jong >
URL:     < http://www.politiek-digitaal.nl/colofon/redactie >

Wie macht en invloed ambieert, doet er goed aan de democratische paden te mijden. In het Nederlandse polderlandschap gaat het om lobbyen, netwerken en stille diplomatie. ‘Fast politics’ kan die cultuur doorbreken. Mits het niet gehanteerd wordt als instrument om de kiezer in te palmen, maar als visitekaartje wordt afgegeven aan ‘gewone burgers’. Zodat ook zij zich gelegitimeerd voelen een duit in het zakje te doen.

‘Fast’ heeft de politiek veroverd, schreef Peter Markensteijn 4 juni op Regelzucht.nl. Gemakkelijk te bevatten oneliners en ideeën beheersen volgens hem de politieke wereld. “Slow politics kan echt niet meer”, constateert de auteur die vervolgens pleit voor een terugkeer naar meer bezinning in besluitvorming en politieke manifestatie.

Voor intellectueel Nederland, waartoe ik Markensteijn reken, is het bon ton om af te geven op simpele oneliners, ‘gepimpte’ lijsttrekkers en moddergooiende debaters. “Laten we het over de inhoud hebben”, klinkt het veelvuldig in verkiezingscampagnes, die ondertussen steeds meer weg hebben van een circus waarin kandidaten elkaar de arena uit dissen. Maar hoe begrijpelijk het commentaar van de ‘fast politics’-critici ook is, zelden hoor ik hen over de meerwaarde van spektakel in de politiek. Zelden beantwoorden zij de vraag hoe het toch komt dat minister Pechtold met zijn ‘vuil en vunzig‘-uithaal het hart steelt van de gewone burger en weerzin wekt bij het heerschap dat zich tot de elite rekent.

In reactie op Fortuyns succes meent VVD-voorzitter Eenhoorn dat politici meer 'Jip en Janneke taal' moeten bezigen. Een prent van Nico Visscher in Binnenlands Bestuur, 22 maart 2002.Aan de andere kant begrijp ik het ook wel. Het ‘nadenkende deel der natie’ voelt zich in zijn eer aangetast als complexe beleidsthema’s aan de borreltafel in ‘Jip-en-Janneke’-taal besproken worden. Het integratiedebat, bijvoorbeeld, is tot 2001 gegijzeld door salonsocialisten en decision makers. Wie het onderwerp uit de Haagse kaasstolp trok werd doodgezwegen (Janmaat), als racist in de hoek gezet (Bolkenstein) of gedemoniseerd (Pim Fortuyn). Niet voor niets boekte de ‘Kale Verlosser’ een verpletterende zege door de ‘oude politiek’ te verwijten dat ze de problemen onder het poldertapijt had geschoven.

Kennelijk hebben stemgerechtigden er behoefte aan dat hun problemen openlijk besproken worden. Erger nog; ze willen zelfs meepraten. En of dat allemaal niet genoeg is, verwachten ze ook nog dat de bestuurlijke elite naar hen luistert. Een doeltreffende manier om dat de kop in te drukken is het vergrijzen van de politiek, de snelheid uit het debat te halen. Door thema’s te bespreken in beleidsjargon, met zo lang mogelijke zinnen, waarbij het de kunst is in een zo groot mogelijke cirkel om de hete brij heen te draaien. Want stel je toch eens voor dat ‘Jan met de pet’ iets oppikt, zijn vinger opsteekt en zegt “Hé, ik versta u, ik herken dit probleem. Bij mij in de straat hebben we er ook last van.” Daar gruwelt de elite van, om in dialoog met de burger te gaan.

De sociologen Giddens en Beck schreven ooit dat betrokkenheid bij het besturen als activiteit, wordt gegenereerd door inzicht en ervaring. Een waarheid als een koe, hoor ik u denken. Maar wie dit even laat bezinken, wordt onpasselijk van de ondemocratische werkelijkheid die erachter zit. Het ‘inzicht’ blijkt slechts betrekking te hebben op politieke besluitvormingsprocessen. Van hoe je een bezwaarschrift schrijft tot hoe je een wetsvoorstel door de Kamer loodst. Het gaat om ervaring in lobbyen, netwerken en diplomatie. Trage processen, langzame politiek, die achter de schermen plaatsvinden.

De grootste wassen neus in de Hollandse polder is het zogenaamde ‘interactief beleid’. De overheid haalt in dat proces vooral de grote belangenbehartigers binnen en is veel minder geïnteresseerd in wat individuele burgers vinden. De geprivilegieerde toegang van een selectie aan belangengroepen bij interactieve beleidsvorming is verre van democratisch. Wil een politicus of bestuurder die cultuur doorbreken, dan doet hij er goed aan wat minder congressen af te lopen en wat meer op zoek te gaan naar mensen die hun belangen minder gemakkelijk onder woorden weten te brengen.

‘Fast politics’ is een middel om die belangen aan de oppervlakte te krijgen. Er is niets op tegen om de politiek op te pimpen met oneliners, beats en discolampen. Neem de lijsttrekkerverkiezingen van D66 en VVD. Die blinken uit in oppervlakkigheid, maar de kern van het debat dringt wel door tot menig buurtcafé. Dat is pure winst. Want waar vroeger een debat gevoerd werd voor geëngageerd en betrokken publiek, met ‘inzicht en ervaring’, daar daalt het nu neer tot de straat. En getuige de thema’s die nu hoog op de agenda staan, integratie en veiligheid, is die ontwikkeling maar goed ook. De problemen liggen op straat, dus laat de straat er ook over meepraten. Het liefst in zo vuil en vunzig mogelijk jargon, dan begrijpen we elkaar tenminste.