“Is er iemand aanspreekbaar?", zei de gek. Nee, niemand was aanspreekbaar in de propvolle bus van Apeldoorn naar Deventer met verhitte, gestrande treinreizigers. Even daarvoor was de man ingestapt, gekleed in een nette pantalon met daarboven een evenzo keurige blouse. Gepensioneerd, maar goed vermogend, zo deed zijn verschijning voorkomen. Kortom, niets aan het handje zou je zeggen.
Nou ja, niets? Hadden wij burgers niet ooit afgesproken dat we elkaar in de publieke ruimte met rust laten, niet zomaar aanschieten voor ‘een praatje’? Vragen van hoe kom ik van A naar B, die zijn oké. "Lekker weertje, hè?", kan net nog. Maar ouwehoeren over zaken die er echt toe doen, die bewaar je maar voor thuis, zo is ons burgers met de paplepel ingegoten.
Niet gehinderd door het uitblijven van interactie vervolgde de oude baas zijn verhaal. In het Nederlands, Engels en Frans, waarbij hij het aanhalen van de grote filosofen niet schuwde. Napoleon is zijn held, en zelf doet hij daar niet voor onder. "I’m the King!", verzekerde hij de passagiers die ongemakkelijk wegdoken in een Spits of Metro.
‘The King’ was zonder bestemming. "Ik zie wel waar ik uitkom", deelde hij de passagiers mede, wetend dat iedereen indachtig naar hem luistert én hem tegelijkertijd negeert. "Ik merk dat sommige personen in deze bus enige moeite hebben zich in het publiek te manifesteren", constateerde hij droogjes. ‘The King’ legde zo in één zin de sociale teloorgang van onze samenleving bloot, daar in die godvergeten bus. Want, is het werkelijk zo sociaal wenselijk dat we elkaar in het openbaar vervoer krampachtig negeren?
Niets rijmt meer. We foeteren op Talpa, maar toch zijn we De Mol dankbaar voor het opsluiten van onverlaten in een commerciële kijkdoos. We zijn maanden in diepe rouw en ontsteltenis om de moord op één dorpsgek, terwijl iedereen een hekel aan hem had én iedereen hem las. We stemmen op politici die ‘zeggen wat ze denken en doen wat ze zeggen’, maar niemand kwam er vooruit dat hij in professor Pim een ‘Kale Verlosser’ ontwaarde. "Vrijheid van meningsuiting is een kernwaarde waar onze vrije samenleving op gestoeld is", praten we elkaar na.
De treurige paradox is alleen dat we juist van de waarden die we zo hoog achten, zo min mogelijk gebruik maken. Het ‘publieke debat’ leeft niet onder het publiek. En ‘The King’? Die noemen we geestesziek, of zit er misschien bij ons juist een steekje los?