Als ‘waarheid’ zich concentreert rondom bewindspersonen, glipt de controle op hun macht uit onze handen en het spook van bedrog hun achterkamertje in. ‘Leugentjes om bestwil’ zijn in het openbaar bestuur een noodzakelijk kwaad, maar er wordt doorgaans geen verantwoording over afgelegd. Daarom pleit ik voor een ‘Politieke Pinokkio-dag’.
Een dag waarop Kamerleden beslissen of de ‘leugentjes om bestwil’ op deugdelijke gronden gebaseerd zijn. Wetenschappers hebben doorgaans minder moeite met ‘de waarheid’. Het is hun beroepsmatige plicht deze continu in vraag te trekken. Voor politici ligt dat wat moeilijker. Zij hebben een ideologie en dienen dat te omkleden met argumenten en feiten. Onwelvallige informatie wil dan nog weleens sneuvelen in de analyse die tot hun standpunt leidt.
Het mag geen toeval heten dat tijdens de Duitse bezetting een verzetskrant werd opgericht met als naam ‘De Waarheid’. In tijden van onderdrukking, van onrechtvaardige machtsuitoefening, is er blijkbaar behoefte aan zoiets merkwaardigs als ‘de waarheid’.
Politiek en ‘waarheid’ hebben een haat-liefde verhouding. Soms ligt het accent op ‘haat’, zoals bij minister Brinkhorst die de bevolking – omwille van economisch gewin - in de veronderstelling laat dat UMTS-straling ongevaarlijk is. En soms ligt het accent op ‘liefde’, zoals bij Europarlementariër Paul van Buitenen. De klokkenluider die als ambtenaar de fraude in Brussel aan de kaak stelde, daarmee de Europese Commissie ten val bracht en vervolgens als politicus een partij oprichtte met maar één missie: Europa Transparant.
Over het ‘fenomeen’ waarheid zijn talloze filosofische verhandelingen verschenen. Aristoteles (384-322 v.C.) duidde het als een overeenstemming, een compromis, tussen verstand (kennis) en feiten (de werkelijkheid). Kant (1724-1804) merkte op dat er geen algemeen criterium voor ‘waarheid’ kan bestaan. En Heidegger (1889-1976) definieerde ‘waarheid’ als de ‘openbaarheid van het zijn’, doelend op het Griekse woord ‘aletheia’ dat ‘onverborgenheid’ betekent.
Trekken we de filosofie van Heidegger door, dan mogen we aannemen dat ‘waarheid’ slecht vertoeft in achterkamertjes of, om het even actueel te houden, in geheime rapporten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Als ‘waarheid’, gedefinieerd als onweerlegbare feiten over een situatie of object, in de openbaarheid komt kan iedereen er immers een loopje mee nemen.
Zo kunnen politici onderling anders oordelen over informatie waaruit blijkt dat minderjarige asielzoekers – onder voogdij van de staat – in de prostitutie zijn verdwenen. Minister Verdonk had, voordat PvdA-Kamerlid Dijsselbloem op 22 april 2006 deze informatie uit liet lekken, de buitenwacht gezegd dat het om ‘laagbetaalde arbeid in de tuinbouw en autowasserij’ ging...
Was Rob Oudkerk destijds maar wat inventiever geweest, denk ik dan. Dan had hij kunnen zeggen dat hij op de Theemsweg alleen zijn auto liet wassen en tomaten insloeg. Maar ja, niet iedereen heeft het spel zo goed in de vingers als onze minister van Vreemdelingenzaken, die tevens is uitgeroepen tot ‘Politicus van het Jaar’. Want als ‘waarheid’ de speelbal van de politiek is, dan is Rita Verdonk de Johan Cruijff van het kabinet-Balkenende.
Toch is het verdraaien van de waarheid in politieke zin niet altijd een doodzonde. Althans, dat zei filosoof Jos de Beus op 30 april 2006 in Buitenhof. Het meest te rechtvaardigen ‘Leugentje om Bestwil’ ontwaart hij in een uitspraak van oud-premier Colijn op 11 maart 1936. Onder het juk van de dreiging van nazi-Duitsland stelde Colijn de Nederlandse luisteraars via de radio gerust. “Ik verzoek den luisteraars dan ook, wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn”, zo loog Colijn om bestwil de ether in.
Terug naar 30 april 2006, diezelfde uitzending van Buitenhof. Daar gaf minister Henk Kamp van Defensie een voorbeeld van een situatie waarin hij de waarheid bewust geweld aan zou doen. Bijvoorbeeld, zo schetste hij, als de mortieropsporingsrader in Uruzgan kapot gaat. Kamp zou dat doodleuk ontkennen aan journalisten, zo vertrouwde hij de kijkers toe. Die informatie mag niet bij de vijand terechtkomen, legde hij de kijkers uit alsof hij een ‘Knoop in je zakdoek’-publiek voor zich had. Een lullig voorbeeld natuurlijk, gezien het gedraai, bedrog en gekonkel voorafgaand en tijdens de militaire uitzendingen van de afgelopen jaren.
Maar laten we ook reëel zijn. Bewindslieden kunnen hun werk niet doen als ze niet af en toe mogen ‘liegen om bestwil’. Daar is de bevolking ook soms bij gebaat, zoals Kamp al aangaf. Bijvoorbeeld als de vogelgriep uitbreekt: dan kan het aan te bevelen zijn de situatie rooskleuriger voor te stellen dan die werkelijk is, simpelweg omdat paniek an sich al tot maatschappelijke ontwrichting kan leiden. Bewindslieden genieten het vertrouwen dat ze in moeilijke situaties de juiste keuzes kunnen maken; een ‘leugentje om bestwil’ moeten we dan in uitzonderlijke gevallen voor lief nemen. Zwijgen is niet altijd een optie. Wanneer je als minister op een concrete vraag ‘geen commentaar’ antwoordt, zal iedereen vermoeden dat het antwoord bevestigend is in plaats van ontkennend. Hierom is liegen in de politiek soms een noodzakelijk kwaad, mits op deugdelijke gronden.
Toch kunnen we hier niet al te gemakkelijk over heen stappen. Want wie bepaalt wat deugdelijk is? Kamerleden moeten in de zekerheid verkeren dat de ‘leugentjes om bestwil’ het publiek belang dienen, en niet het hoofd van de minister. Het zou bewindslieden daarom niet misstaan wanneer zij enkele keren in hun kabinetsperiode daarover verantwoording afleggen: over wanneer ze waarom ‘om bestwil’ gelogen hebben.
Het lijkt mij namelijk heel interessant te vernemen of de leugentjes van Verdonk zijn ingefluisterd door haar campagnestrateeg Kay van de Linde. Dan kan de Kamer beslissen of haar VVD-lijsttrekkerschap belangrijker is dan het welbevinden van de eerdergenoemde minderjarige asielzoekers.
Ter afsluiting van deze column, waarin ik misschien hier en daar de waarheid ook naar mijn hand heb gezet, zou ik graag willen pleiten voor een ‘Politieke Pinokkio-dag’. Ofwel, een dag waarop bewindslieden hun ‘leugentjes om bestwil’ van het afgelopen jaar motiveren. Zint de Kamerleden die motivering niet, dan krijgen de bewindspersonen een motie van wantrouwen aan hun broek. Nu gebeurt dat alleen als iemand uit het andere kamp uit de school klapt, terwijl ik het bewindslieden van harte gun om hun eigen beerput open te trekken. Op een vaste dag in het jaar; Politieke Pinokkio-dag. Liefst aan de vooravond van de verkiezingen...