De politiek schijnt zeer ontstemd te zijn over De Mols pestprogramma. Voor de Talpa-serie, die als naam ‘De Gouden Kooi’ krijgt, worden tien mensen opgesloten in een villa. Wie het in de slangenkuil het langst weet uit te houden, wordt beloond met een bom duiten. Als ik politicus was, zou ik ook boos op De Mol worden. Uit mijn vel springen!
Eerst rooft ‘Meneer de Mediatycoon’ de kopstukken van de Publieke Omroep en vervolgens ontvreemd hij het draaiboek van Kamervoorzitter Weisglas… “Het gaat er hier nog veel vuiler en vunziger aan toe dan jullie denken”, probeerde minister Pechtold de Haagse kijkcijfers nog te redden.
Broodroof
Ordinaire broodroof van John de Mol! Politiek Den Haag heeft immers het patent op het ‘Elkaar de Kamer uit Pesten™’. Sinds Pim Fortuyn - ook wel herdacht als de ‘Kale Verlosser’ - de lont in het kruitvat gooide, zijn politici verworden tot narren van de samenleving. Zij werpen zich op als martelaren van het volk en posteren zich vrijwillig tegen de klaagmuur die media heet. Politiek is terug aan de eettafel, ‘Het Weer’ is verdrongen van de eerste plaats als gesprek van de dag. Burgers die boos zijn, of in een dipje zitten - ongeacht waarover - kunnen zich weer lekker afreageren. Zelfopoffering voor de publieke zaak, niets minder dan respect daarvoor.
Zelfvertegenwoordiging
Toch heeft dit circus een keerzijde van de medaille. Anders dan het Koningshuis heeft het parlement geen ceremoniële of amuserende functie, maar een wetgevende. Het controleert de regering en heeft uiteindelijk het laatste woord. Leden ervan mogen zich zelfs volksvertegenwoordiger noemen. Dat laatste begrijp ik wel. Wie een meninkje heeft, staat sterker in zijn schoenen als hij daar een achterban bij verzint. Het treurige is alleen dat politici, anders dan gewone burgers, in hun eigen verzinsels zijn gaan geloven. Ze vertegenwoordigen hoogstens zichzelf, maar spreken namens het volk.
Van krantenknipsel tot Kamervraag
We mogen van geluk spreken dat parlementariërs nog af en toe de krant ter hand nemen. Journalisten hebben, uitzonderingen daargelaten, immers wel de competentie om een situatie objectief te beschrijven. Wanneer het beschrevene niet al te hoogdravend is, blijken Kamerleden prima in staat om - op basis van een krantenknipsel - een onderbouwde Kamervraag te stellen aan de regering.
Rapporten worden niet gelezen
Het gaat mis als Kamerleden een rapport moeten lezen, zo bleek na de presentatie van het WRR-rapport ‘Dynamiek in islamitisch Activisme’. Of beter gezegd; al vóór de presentatie. In al hun goedgelovigheid leefden de onderzoekers van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in de veronderstelling dat politici in alle rust en sereniteit het rapport eerst zouden lézen, alvorens tot een weloverwogen oordeel te komen. Dat betekent, goed en wel; 234 pagina’s doorworstelen, aantekeningen in de kantlijn zetten, met een markeerstift kliederen, en vervolgens, bij twijfel over de wetenschappelijkheid, vragen formuleren over de onderbouwing van conclusies en aanbevelingen in het rapport. Niet iets waar je een doorsnee Kamerlid anno 2006 mee lastig kunt vallen, blijkt nu.
Taal der dwazen?
Hoewel het WRR-rapport op woensdag 12 april werd aangeboden, klommen CDA-vlaaienbakker Verhagen, anti-islamitisch activist Hirsi Ali, Gekke Geertje, en VVD-stropdas Van Baalen 11 april de bühne op. Laten we even de kern van hun ‘reacties’ op het rapport tot ons nemen, houd je vast:
Verhagen: “Onzorgvuldige lariekoek!”
Hirsi Ali: “Een politiek pamflet!”
Wilders: “Taal der dwazen!”
Van Baalen: “Onjuist!”
Waar vielen ze nou zo over? De WRR was tot de bevinding gekomen dat wanneer radicale groeperingen bij het politieke proces betrokken worden, hun gewelddadig extremisme beteugeld en gekanaliseerd kan worden. Eigenlijk heel logisch ook: als je vechtersbazen in een boxring stopt, er een scheidsrechter bijdoet, voorkom je grote ongelukken. ‘Van straatgevecht tot salondebat’, had die passage in het rapport kunnen heten: een analyse van hoe het extremistische groeperingen in het verleden is vergaan, nadat zij zich conformeerden aan democratische spelregels. In het verlengde van die analyse beveelt de WRR politici aan de Hamas niet uit te sluiten. WRR-onderzoeker Jan Schoonhoven lichtte dat in NOVA alsvolgt toe: de EU drong bij de Palestijnse Autoriteit aan om democratische verkiezingen, vervolgens is daar de Hamas als overwinnaar uitgekomen en nu de uitslag ons niet bevalt, weigeren we de Hamas aan de internationale onderhandelingstafel. De WRR merkt terecht op dat deze negeerstrategie niet bevorderlijk is voor het indammen van extremisme, en onderbouwt dat met getrokken lessen uit het verleden.
Eerst lezen, dan praten
Uiteraard mogen genoemde politici de Hamas een onfrisse discussiepartner noemen. Een partij die in haar beginselmanifest de vernietiging van een buurland zegt na te streven heb ook ik niet graag over de vloer. En, zo vermoed ik, de WRR ook niet. Maar ja; Wilders zie ik liever ook niet een Kamerzetel bevuilen, en toch gun ik ‘m die van harte als hij daarvoor de nodige stemmen behaalt. Het probleem is dat de Kamerleden de WRR nu beschuldigen van het bedrijven van politiek, terwijl het instituut slechts een voorstel doet voor een strategie die - gezien de huidige wereldproblematiek - tot de minste brokken zou kunnen leiden.
Politici mogen daarop best zeggen: ‘Dat kan dan wel zo zijn, maar we kiezen toch – vanuit ons ideologisch standpunt – voor een andere koers.’ Dat bedoelden Verhagen, Wilders, Hirsi Ali en Van Baalen misschien ook, maar wat gebeurt er? Ze openen de aanval op de wetenschappelijke integriteit van de WRR en beweren dat de conclusies onjuist zijn. Dat overigens zonder het rapport echt gelezen te hebben. En zonder te vermelden waar de WRR onderzoekstechnisch de fout in zou zijn gegaan.
De kritiek laat zich alsvolgt samenvatten: ‘Jullie zeggen dat de bal rood is, wij willen een blauwe bal en daarom moeten jullie je woorden terugnemen en zeggen dat de bal blauw is.’ Vandaar ook Hirsi Ali’s pleidooi om de WRR te “hervormen”. Lees: de WRR moet Hirsi Ali voortaan een lippendienst bewijzen.
Gebrek aan conceptuele kennis
Professor Rob de Wijk, hoogleraar strategische studies en directeur van het Instituut Clingendael, constateerde 21 april in Trouw dat kennis over nationale en internationale veiligheid de afgelopen jaren grotendeels uit de politiek zijn verdwenen. De Wijk doelt vooral op conceptuele kennis die het mogelijk maakt “weloverwogen analyses te maken, steekhoudende conclusies te trekken en op basis daarvan richting aan het debat te geven”. De politiek maakt steeds minder onderscheid tussen feiten en meningen, analyseert hij.
Dat is zorgwekkend. Politici hebben niet meer de bereidheid en kunde om kennis tot zich in te laten werken. Een rapport waar drie jaar aan gewerkt is, durven ze – zonder het gelezen te hebben – in een paar demagogische kreten door de papierversnipperaar te trekken. De 150 ego’s die in Den Haag zichzelf vertegenwoordigen blijken geeneens meer in staat om hun eigen ideologisch verkrampte meninkjes te onderbouwen.
Autistisch
We zouden daarom serieus moeten overwegen om bij de volgende verkiezingen een willekeurige basisschoolklas af te vaardigen: die kun je immers nog iets leren. Het kind dat niet luistert, kun je dan gewoon in de hoek zetten. En nog belangrijker, je kunt ze huiswerk opgegeven! Nu zitten we opgescheept met een pesthuis op de Publieke Omroep, dat weliswaar hoge kijkcijfers scoort, maar aan wie je het besturen van een land niet over kunt laten. Ze doen hun huiswerk niet, leren niets, zijn zo doof als een kwartel en denken dat de wereld om hen draait. Toch mogen we ze dat niet al te kwalijk nemen; autisme is namelijk een aangeboren afwijking.