Onvrede over de overheid en de politiek is aan de
orde van de dag. Het afgelopen jaar is het nationale onbehagen
gemobiliseerd, maar er is nauwelijks een begin gemaakt met het wegnemen
van de oorzaken daarvan. Die hebben namelijk minder te maken met het
democratisch gehalte van ons politieke systeem dan met het praktische
presteren ervan.
Onlangs lanceerde een aantal bekende Nederlanders in NRC Handelsblad
een initiatief om een vernieuwingsagenda voor politiek en overheid op
te stellen ('Prominent onbehagen', NRC Handelsblad 25 november). Een
nobel initiatief, maar het richt zich eerder op symptomen dan op
oorzaken van de maatschappelijke onvrede. Die oorzaken hebben volgens
ons alles te maken met de ineffectiviteit van de overheid in de zorg,
integratie, onderwijs, vervoer, sociale voorzieningen en veiligheid. En
dat zit hem niet in een gebrek aan goede bedoelingen of inhoud van
beleid, maar in een gebrek aan goede sturing en instrumentatie en
daarom een gebrekkige uitvoering.
Verschillende commissies hebben in de afgelopen twee jaar adviezen
uitgebracht over het verbeteren van het functioneren van de overheid.
We noemen er een paar: de commissies Snellen, Franken, Cerfontaine,
Docters van Leeuwen, Wallage, denktank Infodrome. En ook de
verkiezingsboeken van Fortuyn en Balkenende stonden vol adviezen over
de veranderende samenleving, en de wijze waarop de overheid in haar
beleid en organisatie antwoorden kon geven op nieuwe vragen. Vragen van
individualisering, het afnemend belang van nationale grenzen, een
andere economische oriëntatie en de verschuiving van macht door
informatie, die vooral via internet voor steeds meer mensen beschikbaar
is.
De adviezen verschilden in onderwerp: een andere inrichting van het
openbaar bestuur, ICT inzetten voor betere overheidsdienstverlening,
het beschermen van de privacy van burgers, investeren in een
kenniseconomie, etc. De twee belangrijkste overeenkomsten tussen die
adviezen zijn opmerkelijk: ze benadrukten zonder uitzondering de
urgentie van vernieuwing en er is bar weinig mee gebeurd.
In omliggende landen is er wel werk gemaakt van vernieuwing. In België
bijvoorbeeld is de sociale zekerheid op orde, omdat daar gekozen is
voor centrale regie van de informatievoorziening. Hier worstelen we nog
met onvolledigheid van de gemeentelijke basisregistratie, honderd
duizenden onjuiste Sofi-nummers en valse en gestolen paspoorten die
niet uit roulatie genomen worden. In België is fraude door werkgevers,
huisjesmelkers en uitkeringsgerechtigden bijkans onmogelijk. Dat leidt
er niet alleen toe dat er ongeveer 2 miljard euro per jaar aan extra
premies wordt binnengehaald, maar ook dat goede ondernemers niet worden
kapot geconcurreerd door ondernemers die zich niets aantrekken van de
regels.
In Denemarken wordt de hulpverlening gecoördineerd door een succesvolle
coproductie van patiënt en huisarts, die samen ziekenhuizen,
specialisten en apotheken als tweedelijns hulpverleningsinstanties
sturen. Dat is mogelijk doordat er een gemeenschappelijke, open source
ICT-infrastructuur is, die gegevensuitwisseling tussen instanties
bevordert. In Nederland is het daarentegen één groot eilandenrijk van
niet met elkaar communicerende informatiesystemen. Het systeem in
Denemarken leidt niet alleen tot een tijdwinst van 40 minuten per dag
voor de arts, maar ook tot betere dienstverlening aan de patiënt. En de
patiënt komt in dit systeem meer aan het roer. In Nederland weten we
paternalisme en inefficiëntie op een bijna perverse wijze aan elkaar te
koppelen.
Doen de Belgen en de Denen het beter omdat ze een succesformule hebben
gevonden, of hebben we in Nederland te veel faalfactoren, te veel
polders? Is het onkunde of onwil?
Een verklaring is de bestuurlijke complexiteit in Nederland, waar de
decentrale eenheidsstaat ervoor zorgt dat competenties continu worden
betwist. Eén loket voor overheidsdienstverlening zal er niet komen als
de gemeenten ieder afzonderlijk hun systemen willen behouden. Maar wat
is belangrijker, het behoud van de autonomie van onze openbare
instellingen of het verbeteren van hun prestaties?
Een andere verklaring is het risicomijdend gedrag van veel ambtenaren
en bestuurders. De laatste tien jaar is de verhouding tussen politiek
en ambtenarij dermate verstoord dat op de departementen veelal de angst
regeert. Tegenwoordig gaat bij fouten niet de minister maar een hoge
ambtenaar de laan uit en dus wordt vooral het gebrek aan initiatief
beloond.
ICT wordt door bestuurders nog te veel gezien als een luxe investering,
een stokpaardje van internetgoeroes en techneuten, niet als een
instrument om de aard en uitvoering van bestuurlijk handelen te
veranderen. ICT wordt nog onvoldoende begrepen en benut om de eigen
processen en doelen van organisaties beter te laten aansluiten op hun
institutionele en maatschappelijke omgeving. Daardoor blijven veel
slimme oplossingen in de pilotfase steken of simpelweg in de lades
liggen.
Ook de sociale partners pakken hun maatschappelijke plichten nauwelijks
op. De SER houdt het precaire evenwicht in afspraken het liefst in
balans, en al te radicale oplossingen verstoren de lieve vrede. Het is
een schande dat er anno 2002 door vakbonden en werkgevers nog steeds
voornamelijk over CAO's onderhandeld wordt, terwijl arbeidsmarkt en
sociale zekerheid zo dringend aan vernieuwing toe zijn. Vernieuwing die
alleen mogelijk is wanneer er wordt samengewerkt.
En dan de doorgeslagen nadruk op privacy! Het is maar de vraag of de
belangen die men in dat kader beoogt te beschermen wel echt beschermd
worden. Grote hoeveelheden onnodige informatie worden onoverzichtelijk
opgeslagen. Wat ermee gebeurt is onduidelijk. Is de Nederlandse
invulling van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet
voornamelijk een papieren werkelijkheid met hoge materiële en
immateriële maatschappelijke kosten?
De impasse wordt vooral veroorzaakt door te weinig
politiek-bestuurlijke stuurmanskunst, doortastendheid en lef om
adviezen om te zetten in concrete daden. Het enige wat lijkt te tellen
is de gunst van de kiezer en het voorkomen van onrust. Maar
opportunisme en vaagheid leiden alleen maar tot grotere ellende. Het
nieuwe kabinet moet dus actie ondernemen, wil het iets doen aan de
onvrede in de polder. We formuleren nu de volgende stellingen waar we
tot aan de formatie nog over kunnen praten en dan, vort, aan de slag:
Investeringen in de beleidssectoren voor de toekomst (onderwijs,
wetenschap, ICT, kenniseconomie) leiden op middellange termijn tot een
goede concurrentie positie. Maar investeringen in de zorg, sociale
zekerheid en veiligheid kunnen al veel sneller renderen. Alleen al door
reductie van de uitvoeringskosten. Die investeringen moeten gericht
zijn op het ontwikkelen van systemen, die uitvoering een zaak maken van
dienstverleners én dienstontvangers. Systemen die gegevens uitwisseling
tussen verschillende diensten mogelijk maken. Zelfs binnen de
beperkingen van de privacywet kunnen er heel veel zinvolle koppelingen
tussen bestanden gemaakt worden, zoveel papieren formulieren verdwijnen
en zoveel wachtrijen en -lijsten worden opgeheven. Het gaat dus om
investeringen om de dienstverlening productiever, efficiënter en
effectiever te maken.
In de sociale zekerheid, de zorg, het onderwijs en op het terrein van
veiligheid is veel meer mogelijk. De ICT die tot nu toe is ontwikkeld
houdt de heilige huisjes in die sectoren teveel in stand. De
verkokering en de onwil tot samenwerking vinden we terug in niet op
elkaar afgestemde informatiesystemen, bijvoorbeeld bij de politie, bij
de sociale diensten, maar ook bij de verschillende zorginstellingen.
Deze organisaties moeten meer gaan samenwerken en dat betekent dat ze
meer gegevens moeten uitwisselen en dus hebben ze een
gemeenschappelijke ICT-infrastructuur nodig.
De gegevens van de overheidssystemen kloppen niet en kunnen daarom
slecht ingezet worden voor bijvoorbeeld huisvestings- en ruimtelijke
ordeningsbeleid, milieubeleid, de aanpak van fraude en het
veiligheidsbeleid. Dat verklaart ook onze dramatisch slechte
handhaving. Maak dus nu een keuze uit de verschillende adviezen over de
informatiesystemen bij de overheid, houd het belang van privacy in het
vizier en voer de noodzakelijke verbeteringen uit. Vooral de aanleg van
een aantal publiek gecontroleerde basisregistraties (gegevensbestanden
die veelvuldig gebruikt worden door de overheid, zoals gegevens over
personen, bedrijven, adressen, ed.). moet voortvarend aangepakt worden.
Dienstverlening, bedrijfsvoering en handhaving zijn alle gebaat bij een
goed gegevensbeheer.
Waar leiden deze ogenschijnlijk technische vernieuwingen toe in de
praktijk? Tot verplegend personeel dat meer tijd heeft om te doen waar
ze voor gekozen heeft, namelijk verplegen, en minder formulieren hoeft
in te vullen. Patiënten kunnen best zelf hun medisch dossier beheren.
Tot agenten die langer op straat kunnen zijn als ze minder tijd aan de
administratie van aangiftes hoeven te besteden. Burgers kunnen via
internet best zelf hun aangifte doen. En tot een sociale zekerheid die
zoveel meer effectiever kan worden uitgevoerd als de knoop eindelijk is
doorgehakt over welke gegevens nu wel en niet gekoppeld mogen worden en
wie dat mag inzien.
Laten we het dus niet alleen hebben over democratische vernieuwing,
nieuwe politiek en de zegeningen van de informatiesamenleving, maar
vooral over de concrete aanpak van maatschappelijke problemen. Visies,
ideeën en voorbeelden uit binnen- en buitenland zijn er zat. Maar
daarmee alleen komen we niet verder. Het gaat om de operationalisering.
Op alle terreinen die we hierboven hebben aangesneden is inmiddels
genoeg advies beschikbaar, en beter is hier de vijand van goed.
Bewindspersonen moeten nog maar eens goed in hun laatjes kijken. Zij
moeten nu kiezen en dan vooral gaan uitvoeren. Dat was, dachten wij,
daadkracht.
Arthur Docters van Leeuwen was voorzitter van
de commissie ICT en Overheid, Wim Deetman is burgemeester van Den Haag,
Ivo Opstelten is burgemeester van Rotterdam, Marco Pastors is wethouder
in Rotterdam (Leefbaar Rotterdam), Roel in 't Veld is hoogleraar
bestuurskunde. Vlak na de verkiezingen van 22 januari zal op basis van
alle reacties door de auteurs een definitieve, praktische
vernieuwingsagenda voor de overheid worden opgesteld.